




Geschiedenis Madrid aan de hand van 8 bouwwerken
Madrid is een stad met een rijke historie; van Arabische oorsprong, koninklijke huizen uit Oostenrijk en Frankrijk tot buitenlandse overheersing door Napoleon en een Spaanse burgeroorlog. De stad was het toneel van veel belangrijke historische gebeurtenissen. In dit artikel kijken we naar acht beroemde bouwwerken die dit verhaal vertellen.
1. Noorse Muren
Van de 8e tot 15e eeuw na Christus is het Iberisch schiereiland grotendeels in handen van een Islamitisch volk, genaamd de Moren. Deze Moren stichtten in de 9e eeuw, onder leiding van Emir Mohammed I, de stad Madrid op de steile oevers van de Manzanares rivier. Vanuit deze locatie beschikten ze over een goed uitzicht, dit was belangrijk omdat Madrid van oorsprong een militaire vesting was. Het was een fort dat deel uitmaakte van de Moorse verdedigingslinie. Een verdedigingslinie die nodig was omdat de Christelijke koninkrijken in het noorden bezig waren met de ‘reconquista’, het terugveroveren van het Iberisch schiereiland door de Christenen.
De Moorse vesting bestond uit een Alcázar, een soort kasteel, een ommuurde stad en wat bebouwing hier buiten en bestond uit ongeveer 2.000 inwoners. De naam luidde Majrit wat zoiets als ‘plek van veel water’ betekent. Tegenwoordig is er weinig over van deze Moorse vesting. Wel kun je aan de achterkant van de Almudena Kathedraal restanten zien van de ommuring die hier stond. Op deze locatie stond vroeger een van de stadspoorten die toegang verleende tot de Moorse vesting, de Puerta de la Vega. Hier is het park van Emir Mohammed I aangelegd, waar Moorse invloeden zichtbaar zijn en je langs de ruïnes van het oudste nog staande bouwwerk in Madrid kan lopen.
2. Iglesia de San Nicolas
Rond 1085, toen de Christenen vanuit het noorden Toledo veroverden werd ook Madrid ingenomen en viel het vanaf dat moment onder Christelijke overheersing. De stad breidde langzaam uit en moskeeën werden omgebouwd tot kerken.
Een van de kerken die in de periode werd gebouwd is de San Nicolas kerk, die in de 12e eeuw verrees, waarschijnlijk op de restanten van een moskee. Het is de oudste nog bestaande kerk in Madrid, ook al heeft deze sindsdien veel veranderingen ondergaan. Opvallend is de toren die nog steeds zijn originele uiterlijk heeft waar duidelijk Moorse elementen in te ontdekken zijn (zie de hoefijzervormige bogen in de toren). Deze stijl wordt de Mudejastijl genoemd. Het is onduidelijk of de toren een overblijfsel is van een moskee die hier eerder stond, of door Moorse ambachtsmannen is gebouwd terwijl de stad al Christelijk was, deze zouden hier namelijk nog lang blijven wonen.
Voor Nederlanders is deze kerk om nog een extra reden interessant: de kerk is geweid aan de heilige Sint Nicolaas, en ligt dan ook aan Plaza de San Nicolas en Calle de San Nicolas. Het huis van onze goedheilig man staat naar verluid in Madrid en geen plek lijkt ons waarschijnlijker dan deze.

3. Plaza Mayor
Toen in 1561 het hof van Toledo naar Madrid werd verplaatst door Filips II, veranderde Madrid van een enigszins belangrijk dorp tot de hoofdstad van Spanje. Waarom Filips II het hof naar Madrid verplaatste blijft een omstreden kwestie, het is wel een feit dat de koninklijke familie hier al graag kwam en vaker verbleef.
Doordat Madrid plots hoofdstad werd veranderde de stad drastisch. Waar het voorheen nog 20.000 inwoners had, bestond de populatie van Madrid eind 16e eeuw uit bijna 100.000 inwoners. Dit betekende dat ook een grondige herinrichting van de stad nodig was. De wijken die in deze tijd gebouwd werden, worden Austrias genoemd, vernoemd naar de Habsburgse dynastie waar Filips II toe behoort, die oorspronkelijk uit Oostenrijk stamt. Hier bestaat het hedendaagse historische centrum van Madrid voornamelijk uit.
Het boegbeeld van deze hervormingen is Plaza Mayor. Filips II liet een centraal plein ontwerpen door Juan de Herrera (die tevens El Escorial heeft ontworpen), al werd het pas onder de regeerperiode van zijn zoon Filips III gebouwd. Na drie branden die het plein deels verwoestten stammen de huidige gebouwen uit 1790 en zijn ontworpen door Juan de Villanueva die tevens architect is van het Prado museum.
Het plein was in de dagen dat Madrid net hoofdstad van Spanje was het hart van de stad. Hier vonden markten, stierengevechten en executies plaats, maar ook historische evenementen, welke afgebeeld zijn op de bankjes aan het plein. Het plein blijft een van de meest herkenbare plekken van Madrid en een trekpleister voor toeristen.
4. Palacio Real
Dezelfde Habsburg familie die het Plaza Mayor lieten bouwen en Madrid de hoofdstad van Spanje maakte hadden uiteraard ook een paleis nodig in de nieuwe hoofdstad. Het bestaande Moorse fort, het Alcázar, werd grondig verbouwd en uitgebreid zodat het als paleis kon dienen.
Hier woonde de Habsburgse dynastie tot de laatste koning van deze lijn, Karel II, omdat hij geen erfgenaam had. Hierdoor werd zijn Franse achterneef Filips V de koning van Spanje, waarmee de Franse Bourbon dynastie aan de macht kwam in Spanje waar de huidige koning Filips VI van af stamt. Filips V vond het Alcázar maar niks, zelf groeide hij als kleinzoon van Lodewijk XIV (de zonnekoning) op in Versailles en was gewend aan de Franse decadentie en niet de Spaanse soberheid. Onder zijn regime vatte het Alcázar vlam op kerstavond 1734 waarna het voor vier dagen onafgebroken bleef branden en weinig van het gebouw resteerde.

Filips V besloot tot de bouw van een nieuw gigantisch paleis, ontworpen door de Italiaanse architect Filippo Juvarra, die het paleis baseerde op een ontwerp van het Louvre door de Italiaanse meester Bernini. Het werd op dezelfde locatie gebouwd als het Alcázar en zou na een bouwperiode van slechts 17 jaar het grootste koninklijk paleis van Europa worden en dit is het nog steeds. Helaas zou Filips V zelf de voltooiing van de bouw nooit meemaken omdat hij in 1746 overleed, Karel III zou de eerste koning zijn die in het paleis ging wonen.
5. Puerta de Alcala
Diezelfde Karel III zou een van de belangrijkste koningen worden voor Madrid en kreeg later ook de bijnaam ‘de beste burgemeester van Madrid’ vanwege de hervormingen die hij doorvoerde in stad en het nieuwe gezicht dat hij Madrid gaf. Hij is verantwoordelijk voor het moderniseren van het toen enigszins achterstallige Madrid. Hij trof een stad met straten van zand, geen werkende riolering, geen straatverlichting en mensen die hun afval op straat gooide uit het raam. Hij liet een stad achter met straatverlichting, riolering, afval ophaal systeem en een goed geplaveid wegennetwerk.
Ook heeft Karel III de opdracht gegeven voor veel nog steeds belangrijke gebouwen in Madrid zoals Basílica de San Francisco el Grande, de Botanische Tuinen, het Prado en Reina Sofia museum (al hadden beiden gebouwen origineel een andere functie) en de Puerta de Alcala. De laatstgenoemde is een van de vijf koninklijke stadspoorten die toegang verleende tot de stad. Puerta de Alcala was de grootste en belangrijkste, het diende ook als triomfboog en was daarmee de eerste triomfboog sinds de Romeinse tijd.
Toen Karel III voor het eerst de stad in reed om de troon over te nemen kwam hij door de stadpoort binnen op de plaats van de Alcala poort. Deze toegang beviel hem niet en hij beval dus om hem te slopen. Voor de nieuwe stadpoort waren verschillende ontwerpen waaronder twee door Sabatini. Deze twee vond Karel III beiden zo mooi dat ze werden gecombineerd. Hierdoor ziet de ene kant van de toegangspoort er anders uit dan de andere.
Ondertussen is het niet meer onderdeel van een muur maar staat de poort los op een rotonde. In het bouwwerk zelf is een deel van de geschiedenis van de stad af te lezen; verwoestingen door ingeslagen kanonskogels zijn nog steeds zichtbaar. Het zijn restanten van de Oorlog van de 1000 zonen van Saint Louis die zich buiten deze poort afspeelden. Het gebouw is door zijn rijke historie, mooie ontwerp en prachtige ligging een van de bekendste symbolen van Madrid.

6. Plaza dos de Mayo
In maart 1808 werd Spanje bezet door Frankrijk onder leiding van Napoleon. Napoleon riep zijn broer Jozef uit tot koning van Spanje. Toen op 2 mei 1808 de kinderen van de al ondergebrachte koning vanuit Madrid naar Frankrijk werden verplaatst ontstonden er opstanden bij het koninklijk paleis. Toen het Franse leger het vuur opende op de burgers, verspreidde de opstand zich door de gehele stad. Op verschillende plekken braken er straatgevechten uit tussen de bevolking van Madrid, slechts bewapend met keukengerei en hooivorken, en de Franse soldaten.
De Spaanse soldaten die in verschillende barakken zaten gestationeerd werd medegedeeld dat ze niet mochten deelnemen. Een bataljon lapte deze bevelen aan hun laars en zij vochtten onder leiding van officieren Daoíz en Velarde tegen de Fransen. Voor deze barakken stierven Daoíz en Velarde een heroïsche dood die nog lang vereerd en herinnerd zou worden. Een andere heldin is het 17-jarige meisje Manuela Malasaña, dat met een schaar in haar hand mee vocht aan de zijde van Daoíz en Velarde en dit tevens met de dood moest bekopen, Malasaña werd door de Franse soldaten geëxecuteerd.
Dit was het gevolg voor de meesten die meededen in de opstand. De opstand zelf werd relatief snel de kop in gedrukt door de superieur bewapende Franse troepen en op 3 mei werden de meeste opstandelingen geëxecuteerd. Deze gebeurtenissen zijn op prachtige manier opgetekend door Goya, de bekende Spaanse schilder die gedurende deze tijd leefde en wiens schilderijen in het Prado te bewonderen zijn.
De barakken waar Daoíz en Velarde hun martelaarsdood beleefden en Malasaña met schaar voor de vrijheid van Madrilenen vocht stonden op de plek waar nu het Plaza dos de Mayo ligt. Een levendig plein in de wijk Malasaña die vernoemd is naar de 17-jarige heldin. Op het plein resteert nog een boog die toegang gaf tot de barakken, waaronder zich een beeld bevind van Velarde en Daoíz. De oplettende bezoeker zal in Madrid niet alleen hier, maar door de gehele stad verwijzingen en herdenkingen naar deze belangrijke dag zien. Uiteindelijk zou Jozef Bonnaparte maar voor zes jaar koning van Spanje zijn, in 1814 werd de Spaanse monarchie weer hersteld.
7. Metropolis en Gran Vía
Eind negentiende eeuw en begin 20e eeuw onderging Madrid hevige veranderingen. Waar het in het jaar 1850 nog iets meer dan 150.000 inwoners had steeg het in minder dan 100 jaar naar meer dan 1 miljoen. In de tweede helft van de 19e eeuw werd de economie sterk gemoderniseerd, industrialisatie vond plaats en Madrid werd het financiële hart van Spanje.
De uitvinding van de trein hielp zeer bij deze veranderingen. Waar Madrid voorheen redelijk afgelegen was van grote Spaanse havensteden kon het nu snel bereikt worden. Het zorgde er ook voor dat het eindelijk zijn locatie als middelpunt van het land kon benutten werd hiermee daadwerkelijke knooppunt van Spanje te worden. Deze veranderingen zorgde ervoor dat ook de stad grondig heringericht moest worden. De stadsmuren uit de 17e eeuw werden in 1860 gesloopt, zodat de stad kon groeien. Een stadsuitbreiding werd gepland in een strak grid dat nog steeds te zien is in de wijken rond het centrum.
Een andere belangrijke planologische ontwikkeling was de aanleg van de Gran Vía, een gigantische laan die het oostelijke stuk van de stad verbind met het noordoostelijk gelegen Plaza de España. De straat wordt de Spaanse Broadway genoemd en huisvest gigantische panden, die destijds de hoogste gebouwen van Madrid en Spanje waren.
Symbolisch voor deze straat zijn vooral de panden Edifico Metrópolis en Edifico Telefónica. Edifico Metrópolis is het eerste gebouw dat werd gebouwd aan de Gran Vía en was destijds het hoogste gebouw van Madrid. Voor het ontwerp werd een internationale competitie gehouden die door Franse architecten Jules en Raymond Février werd gewonnen. Het is sindsdien een boegbeeld van Madrid in de ontwikkeling die de stad in deze periode doormaakte in de wording van een wereldstad. Zo ook het Edifico Telefónica, wat het telecommunicatie kantoor van Spanje was en ook aan de Gran Vía ligt. Dit gebouw was na zijn voltooiing in 1929 de hoogste skyscraper van Europa en een locatie waar duizend mensen werkten.

8. Bunkers Parque del Oeste
Begin 20e eeuw ging het goed in Spanje, maar de grote recessie van 1929 deed dit kantelen, wat voor onrust en onvrede bij het Spaanse volk zorgde. In 1931 had de menigte het vertrouwen verloren in het koninklijk huis en koning Alfonso XIII ontvluchtte het land, waarna een republiek werd ingesteld.
Het Spaanse volk was echter hevig gepolariseerd, de centrum linkse partijen hielden de macht binnen de republiek, maar niet iedereen was het hiermee eens. Toen de republiek in 1936 drastische hervormingen wou doorvoeren brak de Spaanse burgeroorlog uit. Dit begon met een poging tot een staatsgreep door de Nationalisten, de rechtse kant die het niet eens waren met de hervormingen. Maar deze staatsgreep slaagde alleen in het katholieke binnenland. De grote steden bleven in republikeinse handen.
De oorlog werd uitgevochten tussen 1936 en 1939, waarbij de republikeinen veel steun kregen van de Sovjet Unie en de Nationalisten onder leiding van Franco steun kregen van Hitler en Mussolini. Het was een veelal ideologische oorlog waarbij sympathisanten voor een fascistisch dan wel communistische ideologie naar Spanje reisden om mee te vechten.
Madrid was een belangrijke schakel in de oorlog. De nationalisten waren vastberaden de hoofdstad te veroveren en daarmee een belangrijke stap te zetten in de controle van Spanje. Madrid was echter stevig in handen van de republikeinen, aan het Plaza Mayor hingen spandoeken met de tekst ‘Madrid zal de graftombe van fascisme zijn’. Op 8 november opent Franco zijn offensief op Madrid aan de westzijde van de stad, vanuit het Casa de Campo. Er werd verwacht dat nationalisten de stad gemakkelijk zouden innemen vanwege de ongetrainde staat van de republikeinen. Veel van hen hadden nog nooit een geweer in handen gehad, maar door de vele manschappen en toewijding wisten de republikeinen de oevers van de Manzanares te verdedigen. Aan de noordkant van de Manzanares bij de Puente de los Franceses wisten de nationalisten echter de rivier over te steken en een deel van de stad te bezetten. Hier is een van de bloederigste gevechten van de gehele burgeroorlog uit gevoerd.
Het is ook een van de weinige locaties waar nog restanten van de burgeroorlog te zien zijn in Madrid. In het noorden van Parque del Oeste zijn nog drie van de ooit twintig bunkers te zien die de verdedigingslinie vormde van het stuk dat de nationalisten in handen hadden aan de stadskant van de rivieroevers. In de bunkers zie je nog schietgaten voor de machinegeweren die zich hierin bevonden. Opvallend aan het park en de bunkers is de afwezigheid van informatie. Nergens is een bordje of plakkaat als herdenking te vinden. Dit staat symbool voor de manier waarop Spanjaarden vandaag de dag omgaan met het erfstuk van de burgeroorlog en Franco. Doen alsof het niet is gebeurd en er niet over praten.
De slag om Madrid stagneerde op deze plek en toen het Franco zelfs via bombardementen niet lukte om Madrid in te nemen besloot hij in begin 1937 een andere tactiek te hanteren. De rest van Spanje zou eerst veroverd worden. Toen na twee jaar bijna heel Spanje in handen was van de fascisten en de republikeinen in Madrid geen leveringen meer konden krijgen via Frankrijk leek het einde in zicht. Na twee jaar belegering was de situatie in Madrid erbarmelijk, er was bijna geen eten meer en geen medische hulpmiddelen. Op 27 maart 1939 viel de republikeinse verdedigingslinie en op 28 maart marcheerde het leger van Franco zonder tegenstand Madrid binnen. Hiermee eindigde de burgeroorlog en werd Madrid niet het graf van de fascisten, maar het graf van de republiek. Franco zou Spanje als dictator regeren tot zijn dood in 1975.
Dit artikel is een bijdrage van Jerom Haemers. De foto's zijn Albert van den Boomen.
Van de 8e tot 15e eeuw na Christus is het Iberisch schiereiland grotendeels in handen van een Islamitisch volk, genaamd de Moren. Deze Moren stichtten in de 9e eeuw, onder leiding van Emir Mohammed I, de stad Madrid op de steile oevers van de Manzanares rivier. Vanuit deze locatie beschikten ze over een goed uitzicht, dit was belangrijk omdat Madrid van oorsprong een militaire vesting was. Het was een fort dat deel uitmaakte van de Moorse verdedigingslinie. Een verdedigingslinie die nodig was omdat de Christelijke koninkrijken in het noorden bezig waren met de ‘reconquista’, het terugveroveren van het Iberisch schiereiland door de Christenen.
De Moorse vesting bestond uit een Alcázar, een soort kasteel, een ommuurde stad en wat bebouwing hier buiten en bestond uit ongeveer 2.000 inwoners. De naam luidde Majrit wat zoiets als ‘plek van veel water’ betekent. Tegenwoordig is er weinig over van deze Moorse vesting. Wel kun je aan de achterkant van de Almudena Kathedraal restanten zien van de ommuring die hier stond. Op deze locatie stond vroeger een van de stadspoorten die toegang verleende tot de Moorse vesting, de Puerta de la Vega. Hier is het park van Emir Mohammed I aangelegd, waar Moorse invloeden zichtbaar zijn en je langs de ruïnes van het oudste nog staande bouwwerk in Madrid kan lopen.
2. Iglesia de San Nicolas
Rond 1085, toen de Christenen vanuit het noorden Toledo veroverden werd ook Madrid ingenomen en viel het vanaf dat moment onder Christelijke overheersing. De stad breidde langzaam uit en moskeeën werden omgebouwd tot kerken.
Een van de kerken die in de periode werd gebouwd is de San Nicolas kerk, die in de 12e eeuw verrees, waarschijnlijk op de restanten van een moskee. Het is de oudste nog bestaande kerk in Madrid, ook al heeft deze sindsdien veel veranderingen ondergaan. Opvallend is de toren die nog steeds zijn originele uiterlijk heeft waar duidelijk Moorse elementen in te ontdekken zijn (zie de hoefijzervormige bogen in de toren). Deze stijl wordt de Mudejastijl genoemd. Het is onduidelijk of de toren een overblijfsel is van een moskee die hier eerder stond, of door Moorse ambachtsmannen is gebouwd terwijl de stad al Christelijk was, deze zouden hier namelijk nog lang blijven wonen.
Voor Nederlanders is deze kerk om nog een extra reden interessant: de kerk is geweid aan de heilige Sint Nicolaas, en ligt dan ook aan Plaza de San Nicolas en Calle de San Nicolas. Het huis van onze goedheilig man staat naar verluid in Madrid en geen plek lijkt ons waarschijnlijker dan deze.

3. Plaza Mayor
Toen in 1561 het hof van Toledo naar Madrid werd verplaatst door Filips II, veranderde Madrid van een enigszins belangrijk dorp tot de hoofdstad van Spanje. Waarom Filips II het hof naar Madrid verplaatste blijft een omstreden kwestie, het is wel een feit dat de koninklijke familie hier al graag kwam en vaker verbleef.
Doordat Madrid plots hoofdstad werd veranderde de stad drastisch. Waar het voorheen nog 20.000 inwoners had, bestond de populatie van Madrid eind 16e eeuw uit bijna 100.000 inwoners. Dit betekende dat ook een grondige herinrichting van de stad nodig was. De wijken die in deze tijd gebouwd werden, worden Austrias genoemd, vernoemd naar de Habsburgse dynastie waar Filips II toe behoort, die oorspronkelijk uit Oostenrijk stamt. Hier bestaat het hedendaagse historische centrum van Madrid voornamelijk uit.
Het boegbeeld van deze hervormingen is Plaza Mayor. Filips II liet een centraal plein ontwerpen door Juan de Herrera (die tevens El Escorial heeft ontworpen), al werd het pas onder de regeerperiode van zijn zoon Filips III gebouwd. Na drie branden die het plein deels verwoestten stammen de huidige gebouwen uit 1790 en zijn ontworpen door Juan de Villanueva die tevens architect is van het Prado museum.
Het plein was in de dagen dat Madrid net hoofdstad van Spanje was het hart van de stad. Hier vonden markten, stierengevechten en executies plaats, maar ook historische evenementen, welke afgebeeld zijn op de bankjes aan het plein. Het plein blijft een van de meest herkenbare plekken van Madrid en een trekpleister voor toeristen.
4. Palacio Real
Dezelfde Habsburg familie die het Plaza Mayor lieten bouwen en Madrid de hoofdstad van Spanje maakte hadden uiteraard ook een paleis nodig in de nieuwe hoofdstad. Het bestaande Moorse fort, het Alcázar, werd grondig verbouwd en uitgebreid zodat het als paleis kon dienen.
Hier woonde de Habsburgse dynastie tot de laatste koning van deze lijn, Karel II, omdat hij geen erfgenaam had. Hierdoor werd zijn Franse achterneef Filips V de koning van Spanje, waarmee de Franse Bourbon dynastie aan de macht kwam in Spanje waar de huidige koning Filips VI van af stamt. Filips V vond het Alcázar maar niks, zelf groeide hij als kleinzoon van Lodewijk XIV (de zonnekoning) op in Versailles en was gewend aan de Franse decadentie en niet de Spaanse soberheid. Onder zijn regime vatte het Alcázar vlam op kerstavond 1734 waarna het voor vier dagen onafgebroken bleef branden en weinig van het gebouw resteerde.

Filips V besloot tot de bouw van een nieuw gigantisch paleis, ontworpen door de Italiaanse architect Filippo Juvarra, die het paleis baseerde op een ontwerp van het Louvre door de Italiaanse meester Bernini. Het werd op dezelfde locatie gebouwd als het Alcázar en zou na een bouwperiode van slechts 17 jaar het grootste koninklijk paleis van Europa worden en dit is het nog steeds. Helaas zou Filips V zelf de voltooiing van de bouw nooit meemaken omdat hij in 1746 overleed, Karel III zou de eerste koning zijn die in het paleis ging wonen.
5. Puerta de Alcala
Diezelfde Karel III zou een van de belangrijkste koningen worden voor Madrid en kreeg later ook de bijnaam ‘de beste burgemeester van Madrid’ vanwege de hervormingen die hij doorvoerde in stad en het nieuwe gezicht dat hij Madrid gaf. Hij is verantwoordelijk voor het moderniseren van het toen enigszins achterstallige Madrid. Hij trof een stad met straten van zand, geen werkende riolering, geen straatverlichting en mensen die hun afval op straat gooide uit het raam. Hij liet een stad achter met straatverlichting, riolering, afval ophaal systeem en een goed geplaveid wegennetwerk.
Ook heeft Karel III de opdracht gegeven voor veel nog steeds belangrijke gebouwen in Madrid zoals Basílica de San Francisco el Grande, de Botanische Tuinen, het Prado en Reina Sofia museum (al hadden beiden gebouwen origineel een andere functie) en de Puerta de Alcala. De laatstgenoemde is een van de vijf koninklijke stadspoorten die toegang verleende tot de stad. Puerta de Alcala was de grootste en belangrijkste, het diende ook als triomfboog en was daarmee de eerste triomfboog sinds de Romeinse tijd.
Toen Karel III voor het eerst de stad in reed om de troon over te nemen kwam hij door de stadpoort binnen op de plaats van de Alcala poort. Deze toegang beviel hem niet en hij beval dus om hem te slopen. Voor de nieuwe stadpoort waren verschillende ontwerpen waaronder twee door Sabatini. Deze twee vond Karel III beiden zo mooi dat ze werden gecombineerd. Hierdoor ziet de ene kant van de toegangspoort er anders uit dan de andere.
Ondertussen is het niet meer onderdeel van een muur maar staat de poort los op een rotonde. In het bouwwerk zelf is een deel van de geschiedenis van de stad af te lezen; verwoestingen door ingeslagen kanonskogels zijn nog steeds zichtbaar. Het zijn restanten van de Oorlog van de 1000 zonen van Saint Louis die zich buiten deze poort afspeelden. Het gebouw is door zijn rijke historie, mooie ontwerp en prachtige ligging een van de bekendste symbolen van Madrid.

6. Plaza dos de Mayo
In maart 1808 werd Spanje bezet door Frankrijk onder leiding van Napoleon. Napoleon riep zijn broer Jozef uit tot koning van Spanje. Toen op 2 mei 1808 de kinderen van de al ondergebrachte koning vanuit Madrid naar Frankrijk werden verplaatst ontstonden er opstanden bij het koninklijk paleis. Toen het Franse leger het vuur opende op de burgers, verspreidde de opstand zich door de gehele stad. Op verschillende plekken braken er straatgevechten uit tussen de bevolking van Madrid, slechts bewapend met keukengerei en hooivorken, en de Franse soldaten.
De Spaanse soldaten die in verschillende barakken zaten gestationeerd werd medegedeeld dat ze niet mochten deelnemen. Een bataljon lapte deze bevelen aan hun laars en zij vochtten onder leiding van officieren Daoíz en Velarde tegen de Fransen. Voor deze barakken stierven Daoíz en Velarde een heroïsche dood die nog lang vereerd en herinnerd zou worden. Een andere heldin is het 17-jarige meisje Manuela Malasaña, dat met een schaar in haar hand mee vocht aan de zijde van Daoíz en Velarde en dit tevens met de dood moest bekopen, Malasaña werd door de Franse soldaten geëxecuteerd.
Dit was het gevolg voor de meesten die meededen in de opstand. De opstand zelf werd relatief snel de kop in gedrukt door de superieur bewapende Franse troepen en op 3 mei werden de meeste opstandelingen geëxecuteerd. Deze gebeurtenissen zijn op prachtige manier opgetekend door Goya, de bekende Spaanse schilder die gedurende deze tijd leefde en wiens schilderijen in het Prado te bewonderen zijn.
De barakken waar Daoíz en Velarde hun martelaarsdood beleefden en Malasaña met schaar voor de vrijheid van Madrilenen vocht stonden op de plek waar nu het Plaza dos de Mayo ligt. Een levendig plein in de wijk Malasaña die vernoemd is naar de 17-jarige heldin. Op het plein resteert nog een boog die toegang gaf tot de barakken, waaronder zich een beeld bevind van Velarde en Daoíz. De oplettende bezoeker zal in Madrid niet alleen hier, maar door de gehele stad verwijzingen en herdenkingen naar deze belangrijke dag zien. Uiteindelijk zou Jozef Bonnaparte maar voor zes jaar koning van Spanje zijn, in 1814 werd de Spaanse monarchie weer hersteld.
7. Metropolis en Gran Vía
Eind negentiende eeuw en begin 20e eeuw onderging Madrid hevige veranderingen. Waar het in het jaar 1850 nog iets meer dan 150.000 inwoners had steeg het in minder dan 100 jaar naar meer dan 1 miljoen. In de tweede helft van de 19e eeuw werd de economie sterk gemoderniseerd, industrialisatie vond plaats en Madrid werd het financiële hart van Spanje.
De uitvinding van de trein hielp zeer bij deze veranderingen. Waar Madrid voorheen redelijk afgelegen was van grote Spaanse havensteden kon het nu snel bereikt worden. Het zorgde er ook voor dat het eindelijk zijn locatie als middelpunt van het land kon benutten werd hiermee daadwerkelijke knooppunt van Spanje te worden. Deze veranderingen zorgde ervoor dat ook de stad grondig heringericht moest worden. De stadsmuren uit de 17e eeuw werden in 1860 gesloopt, zodat de stad kon groeien. Een stadsuitbreiding werd gepland in een strak grid dat nog steeds te zien is in de wijken rond het centrum.
Een andere belangrijke planologische ontwikkeling was de aanleg van de Gran Vía, een gigantische laan die het oostelijke stuk van de stad verbind met het noordoostelijk gelegen Plaza de España. De straat wordt de Spaanse Broadway genoemd en huisvest gigantische panden, die destijds de hoogste gebouwen van Madrid en Spanje waren.
Symbolisch voor deze straat zijn vooral de panden Edifico Metrópolis en Edifico Telefónica. Edifico Metrópolis is het eerste gebouw dat werd gebouwd aan de Gran Vía en was destijds het hoogste gebouw van Madrid. Voor het ontwerp werd een internationale competitie gehouden die door Franse architecten Jules en Raymond Février werd gewonnen. Het is sindsdien een boegbeeld van Madrid in de ontwikkeling die de stad in deze periode doormaakte in de wording van een wereldstad. Zo ook het Edifico Telefónica, wat het telecommunicatie kantoor van Spanje was en ook aan de Gran Vía ligt. Dit gebouw was na zijn voltooiing in 1929 de hoogste skyscraper van Europa en een locatie waar duizend mensen werkten.

8. Bunkers Parque del Oeste
Begin 20e eeuw ging het goed in Spanje, maar de grote recessie van 1929 deed dit kantelen, wat voor onrust en onvrede bij het Spaanse volk zorgde. In 1931 had de menigte het vertrouwen verloren in het koninklijk huis en koning Alfonso XIII ontvluchtte het land, waarna een republiek werd ingesteld.
Het Spaanse volk was echter hevig gepolariseerd, de centrum linkse partijen hielden de macht binnen de republiek, maar niet iedereen was het hiermee eens. Toen de republiek in 1936 drastische hervormingen wou doorvoeren brak de Spaanse burgeroorlog uit. Dit begon met een poging tot een staatsgreep door de Nationalisten, de rechtse kant die het niet eens waren met de hervormingen. Maar deze staatsgreep slaagde alleen in het katholieke binnenland. De grote steden bleven in republikeinse handen.
De oorlog werd uitgevochten tussen 1936 en 1939, waarbij de republikeinen veel steun kregen van de Sovjet Unie en de Nationalisten onder leiding van Franco steun kregen van Hitler en Mussolini. Het was een veelal ideologische oorlog waarbij sympathisanten voor een fascistisch dan wel communistische ideologie naar Spanje reisden om mee te vechten.
Madrid was een belangrijke schakel in de oorlog. De nationalisten waren vastberaden de hoofdstad te veroveren en daarmee een belangrijke stap te zetten in de controle van Spanje. Madrid was echter stevig in handen van de republikeinen, aan het Plaza Mayor hingen spandoeken met de tekst ‘Madrid zal de graftombe van fascisme zijn’. Op 8 november opent Franco zijn offensief op Madrid aan de westzijde van de stad, vanuit het Casa de Campo. Er werd verwacht dat nationalisten de stad gemakkelijk zouden innemen vanwege de ongetrainde staat van de republikeinen. Veel van hen hadden nog nooit een geweer in handen gehad, maar door de vele manschappen en toewijding wisten de republikeinen de oevers van de Manzanares te verdedigen. Aan de noordkant van de Manzanares bij de Puente de los Franceses wisten de nationalisten echter de rivier over te steken en een deel van de stad te bezetten. Hier is een van de bloederigste gevechten van de gehele burgeroorlog uit gevoerd.
Het is ook een van de weinige locaties waar nog restanten van de burgeroorlog te zien zijn in Madrid. In het noorden van Parque del Oeste zijn nog drie van de ooit twintig bunkers te zien die de verdedigingslinie vormde van het stuk dat de nationalisten in handen hadden aan de stadskant van de rivieroevers. In de bunkers zie je nog schietgaten voor de machinegeweren die zich hierin bevonden. Opvallend aan het park en de bunkers is de afwezigheid van informatie. Nergens is een bordje of plakkaat als herdenking te vinden. Dit staat symbool voor de manier waarop Spanjaarden vandaag de dag omgaan met het erfstuk van de burgeroorlog en Franco. Doen alsof het niet is gebeurd en er niet over praten.
De slag om Madrid stagneerde op deze plek en toen het Franco zelfs via bombardementen niet lukte om Madrid in te nemen besloot hij in begin 1937 een andere tactiek te hanteren. De rest van Spanje zou eerst veroverd worden. Toen na twee jaar bijna heel Spanje in handen was van de fascisten en de republikeinen in Madrid geen leveringen meer konden krijgen via Frankrijk leek het einde in zicht. Na twee jaar belegering was de situatie in Madrid erbarmelijk, er was bijna geen eten meer en geen medische hulpmiddelen. Op 27 maart 1939 viel de republikeinse verdedigingslinie en op 28 maart marcheerde het leger van Franco zonder tegenstand Madrid binnen. Hiermee eindigde de burgeroorlog en werd Madrid niet het graf van de fascisten, maar het graf van de republiek. Franco zou Spanje als dictator regeren tot zijn dood in 1975.
Dit artikel is een bijdrage van Jerom Haemers. De foto's zijn Albert van den Boomen.




